Meten en volgen met Indico
Elke leerling heeft competenties. Ieder talent telt! Competenties zijn daarnaast ook aan te leren en verder te ontwikkelen.
Wel is het zo dat een leerling de competenties waar hij van nature al goed in is, gemakkelijker kan ontwikkelen dan de competenties waar hij het talent of de kwaliteit niet voor heeft.
De competentielijn van Indico wordt bij ons op school gebruikt om inzichtelijk te maken wat een leerling moet kennen en kunnen om uit te stromen naar een werkplek. De ontwikkeling van de verschillende vaardigheden van de leerlingen in profiel Arbeid worden in dit programma gevolgd en vastgelegd.
De competentielijn bestaat uit drie onderdelen:
- Competenties arbeidsvaardigheden
- Beroepsoriëntatie
- Belastbaarheid
1. Competenties arbeidsvaardigheden
Leerlingen die uitstromen naar de arbeidsmarkt vanuit het uitstroomprofiel arbeid, functioneren op of onder assistentenniveau (mbo-entree niveau). Het mbo heeft voor het assistentenniveau competenties beschreven die werknemers dienen te beheersen. De competenties zijn onderverdeeld in gedragsindicatoren. Deze indicatoren maken de competenties meetbaar. Een voorbeeld van een indicator is of een leerling kan omgaan met verandering of kan presteren onder verhoogde werkdruk. De indicatoren zeggen iets over het gedrag van de leerling in plaats van over de kennis. Het is namelijk voor toekomstige werkgevers meer van belang om te weten wat een leerling gedragsmatig kan en welke houding hij heeft, dan wat het kennisniveau is.
Onze leerlingen stromen regelmatig uit naar de arbeidsmarkt met extra ondersteuning die zij nodig hebben om goed te kunnen functioneren. Deze ondersteuning wordt vaak vergoed door de overheid via de Participatiewet. Wij streven ernaar om leerlingen zoveel mogelijk uit te laten stromen op niveau 3 op het gebied van zelfstandigheid. Dit houdt in dat een leerling goed kan functioneren wanneer er hulp op afstand is. Voor de werkgever is dit een belangrijk gegeven.
2. Beroepsoriëntatie
Bij leerlingen en ouders kan er een kloof zijn tussen het wensberoep van de leerling (het beroep waarvan de leerling droomt) en het kansberoep (het beroep wat geschikt is voor de leerling en waarin vacatures zijn). Om de leerlingen een goed beeld op de arbeidsmarkt en op mogelijke beroepen te geven, biedt de school bedrijfsexcursies aan. Ook nodigen we personen uit het bedrijfsleven uit die als gastspreker vertellen over de verschillende arbeidsmogelijkheden binnen hun bedrijf. Na afloop van de verschillende excursies en stages die leerlingen kunnen volgen, krijgen zij na iedere ervaring een vragenlijst. Daarop kunnen zij aangeven of zij wel of niet bij het bedrijf zouden willen werken. Dit kan helpen om een goed beeld te krijgen van waar de leerling goed in is, waar hij kan functioneren en waar hij met plezier wil werken.
3. Belastbaarheid
Uit het competentiegedeelte blijkt of en in welke mate de leerling de algemene of specifieke arbeidsvaardigheden beheerst. Via de beroepsoriëntatie blijkt de voorkeur van de leerling voor een bepaalde branche of een specifiek beroep. Het laatste onderdeel van Indico gaat in op de vraag of de leerling inzetbaar is binnen de gewenste branche. Om dit te beoordelen wordt antwoord gegeven op vragen als: kun je een uur achter elkaar werken, kun je vier uur per dag werken, kun je het werk op de werkplek fysiek en/of mentaal aan.
Al deze meetgegevens zijn nodig om te kunnen beoordelen in hoeverre een leerling zelfstandig of met een vorm van begeleiding kan werken in een arbeidsomgeving. Aan iedere vorm van begeleiding op de werkvloer hangt een prijskaartje. Leerlingen en bedrijven zijn hiervoor afhankelijk van de wetgeving in Nederland en zullen hiervoor moeten samenwerken met de organisatie UWV.